e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beteuterd bedonderd: bedondert (Beesel), beteuterd: beteuterd (Beesel), uitereen zijn: oet ter ein zin (Beesel) beteuterd [SGV (1914)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] III-1-4
beteuterd kijken op zijn naas kijken: op zien nāās kīēkə (Beesel) op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] III-1-4
betrekken (lucht) zich betrekken: ət bətrêk zich (Beesel), ⁄t betrèkt zich (Beesel) eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
beugelen beugelen: beugele (Beesel) Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] III-3-2
beuk beukenboom: beukeboum (Beesel), -  beukebaum (Beesel), beukeboum (Beesel), bruine beuk: -  broene beuk (Beesel) beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beukeneutjes (Beesel, ... ) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3
bevallen een kindje kopen: ei kiendje kuupə (Beesel), een kindje krijgen: ei kiendje krīēge (Beesel) Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] III-2-2
bevel bevel: bevêl (Beesel, ... ), bəvel (Beesel, ... ), gebod: gəbot (Beesel, ... ) bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bevelen commanderen: kommandeerə (Beesel), commanderen (<fr.): kommandeerə (Beesel) iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bewerkelijk (zijn) bewerkelijk: bəwérkəlik (Beesel) niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)] III-1-4