18845 |
beteuterd |
bedonderd:
bedondert (L300p Beesel),
beteuterd:
beteuterd (L300p Beesel),
uitereen zijn:
oet ter ein zin (L300p Beesel)
|
beteuterd [SGV (1914)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19014 |
beteuterd kijken |
op zijn naas kijken:
op zien nāās kīēkə (L300p Beesel)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25106 |
betrekken (lucht) |
zich betrekken:
ət bətrêk zich (L300p Beesel),
⁄t betrèkt zich (L300p Beesel)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugele (L300p Beesel)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24561 |
beuk |
beukenboom:
beukeboum (L300p Beesel),
-
beukebaum (L300p Beesel),
beukeboum (L300p Beesel),
bruine beuk:
-
broene beuk (L300p Beesel)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukeneutjes (L300p Beesel, ...
L300p Beesel)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
20180 |
bevallen |
een kindje kopen:
ei kiendje kuupə (L300p Beesel),
een kindje krijgen:
ei kiendje krīēge (L300p Beesel)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevêl (L300p Beesel, ...
L300p Beesel),
bəvel (L300p Beesel, ...
L300p Beesel),
gebod:
gəbot (L300p Beesel, ...
L300p Beesel)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
commanderen:
kommandeerə (L300p Beesel),
commanderen (<fr.):
kommandeerə (L300p Beesel)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
bewerkelijk:
bəwérkəlik (L300p Beesel)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|