17717 |
penis |
lul:
Gemeen.
lul (L300p Beesel),
mannetje:
Onschuldig.
menke (L300p Beesel),
piemel:
piemel (L300p Beesel),
pisser:
pisser (L300p Beesel)
|
[N 10c (1995)]mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
26233 |
pensteen |
pinsteen:
pinsteen (L300p Beesel)
|
De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88]
II-3
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (L300p Beesel)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
persen:
porse (L300p Beesel)
|
persen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22132 |
persoon die zorgt voor verdwaalde duiven |
opvanger:
opvangər (L300p Beesel)
|
Hoe heet de persoon die zorgt voor verdwaalde duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33566 |
perzik |
peers:
peers (L300p Beesel)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
perche-kruid:
WLD
peersekrüt (L300p Beesel)
|
Perzikkruid (polygonum persicaria 20 tot 90 cm hoog. De stengels hebben een vliezig kokertje (tuitje) boven de knopen, de stengels zijn behaard en vaak roodachtig; de bladeren zijn lancetvormig en meestal met een zwarte vlek; de bloemen groeien in dicht [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19139 |
pesterij |
plaag:
plaog (L300p Beesel),
temptatie:
temtasīē (L300p Beesel)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
muts:
möts (L300p Beesel)
|
pet [SGV (1914)]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
peterselie (L300p Beesel)
|
[DC 69 (1994)]
I-7
|