e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raamvleugel raam: rām (Beesel), venster: venstǝr (Beesel) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9
raar, vreemd raar: rár (Beesel), vreemd: vrêmd (Beesel) 01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] III-1-4
raaskallen schelen: schêle (Beesel), wauwel verkopen: wauwel verkoupe (Beesel) revelen [SGV (1914)] III-3-1
raat raat: rǭt (Beesel) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raden raden: roaje (Beesel) raden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
rafel franjel: fra-njele (Beesel), fra-njels (Beesel) Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] III-1-3
rafelen rafelen: rafelen (Beesel), uitrafelen: oetreifele (Beesel), uitrefelen: ūtręjfǝlǝ (Beesel) aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
ragebol spinnenjager: spenəjēͅgər (Beesel) raagbol [SGV (1914)] III-2-1
raket rattekruid: WLD  rattekrüt (Beesel) Gewone raket (sisymbrium officinale 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn behaard, de zijtakken groeien afstaand; de bladeren zijn diep ingesneden en gedeeltelijk spiesvormig met 2 slippen aan de voet, de bladeren zijn kort behaard; de bloemen zijn klein [N 92 (1982)] III-4-3
rammelaar rammeltje: remmelke (Beesel) Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] III-3-2