24767 |
ratelaar |
schoentje:
WLD
sjeunkes (L300p Beesel)
|
Kleine ratelaar (rhinanthus minor 10 tot 40 cm groot. De stengels zijn niet of weinig vertakt; de bladeren groeien kruisgewijs, zijn smal en gezaagd. De bloemen staan in korte trossen, de kroonbuis is recht en geel, de bovenlip heeft zeer kleine witte o [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20529 |
rauw |
groen:
greun (L300p Beesel)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
kemmelen:
kemmele (L300p Beesel),
kuiten:
kuite (L300p Beesel)
|
stoeien [SGV (1914)] || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
raozə (L300p Beesel),
tekeergaan:
tə kīē-ər gaon (L300p Beesel)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol:
dollə (L300p Beesel)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22000 |
recht uit de richting van de losplaats aankomen |
recht uit het gat:
rech oet ’t gaat (L300p Beesel)
|
Hoe zegt men: het aankomen van de duif: recht uit de richting van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21356 |
rechtbank |
gerecht:
⁄t gerecht (L300p Beesel),
rechtbank:
rechbank (L300p Beesel)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
24975 |
rechtop |
fiks:
fiks (L300p Beesel),
schik omhoog:
sjik omhoeäg (L300p Beesel)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22890 |
rechtsachter |
rechtsachter:
rechsachter (L300p Beesel)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsbuiten:
rechsbōēte (L300p Beesel)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|