e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechtvaardig rechtvaardig: rechvéérdich (Beesel) handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] III-1-4
reeks, rij reeks: reeks (Beesel), rij: rie (Beesel), rīēj (Beesel) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)] III-4-4
regenworm pier: peerik (Beesel), pierik: peerik (Beesel, ... ), perik (Beesel, ... ) pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || regenworm [DC 40 (1965)] III-4-2
reinigen (van de hokken) poetsen: poetsə (Beesel) Hoe zegt men: het reinigen van de hokken? [N 93 (1983)] III-3-2
reiskoffer koffer: koffer (Beesel) koffer [SGV (1914)] III-3-1
rente interest: intres (Beesel) rente [SGV (1914)] III-3-1
rentenier rentenier: rintjeneer (Beesel) rentenier [SGV (1914)] III-3-1
rentenieren rentenieren: rinjtəneerə (Beesel) leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)] III-3-1
rentmeester rentmeester: rintjmeister (Beesel) rentmeester [SGV (1914)] III-3-1
repareren oplappen: oplappen (Beesel) repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)] III-4-4