22841 |
spel (alg.) |
spel:
speel (L300p Beesel)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
spaŋ (L300p Beesel)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vaststeken:
vasstē̜kǝ (L300p Beesel)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
spele (L300p Beesel),
spēēle (L300p Beesel)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
22101 |
spelen voor een prijs |
voor prijs spelen:
veur prīēs sjpeelə (L300p Beesel)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
potje:
pøͅtjə (L300p Beesel)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
speenə (L300p Beesel),
spienen (L300p Beesel)
|
Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-2
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (L300p Beesel)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
prinsessenbonen:
WBD / WLD
prinsesseboē-ən (L300p Beesel)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
spetteren:
sjpetterə (L300p Beesel)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|