18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
téégəvallə (L300p Beesel)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
āāfmāākə (L300p Beesel)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17632 |
tepel |
knop:
de knoap (L300p Beesel),
mem:
mem (L300p Beesel)
|
Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)]
III-1-1
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
naar de begrafenis gaan:
nao de bəgreffənis gaon (L300p Beesel),
ter lijk gaan:
ter līēk gaon (L300p Beesel)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18127 |
tetanus |
begaving:
begaoving (L300p Beesel),
nekkramp:
nekkramp (L300p Beesel)
|
Als in een wondje straatvuil komt, kan er een infectieziekte ontstaan. De wetenschappelijke naam van die ziekte is Tetanus. Hoe noemt men die ziekte in uw dialect? [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
19781 |
thuis |
thuis:
thoes (L300p Beesel)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21379 |
tiend |
tiende:
tiënd (L300p Beesel)
|
tiend [SGV (1914)]
III-3-1
|
23726 |
tientje van de rozenkrans |
tientje:
tientje (L300p Beesel)
|
Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23693 |
tijdelijke aflaat |
tijdelijke aflaat:
tiedeleke aaflaot (L300p Beesel)
|
Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdverdrijf:
tiedverdrief (L300p Beesel)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|