e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegezwam vliegezwam: WLD  vlégezwam (Beesel) Vliegenzwam: een giftige paddestoel met een melkblanke steel, een helrode tot oranje hoed met witte schubjes, een kraag om de steel en een gerande knol; insekten sterven als zij erop gaan zitten (vliegendood, vliegenkampernoelie, duivelskers). [N 92 (1982)] III-4-3
vlinder rupsenschijter: roepseschieter (Beesel), vlinder: vlendər (Beesel), vlinder (Beesel, ... ) vlinder [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlo (enk.) vlo: vloea (Beesel), vloi (Beesel) vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlun: vluè (Beesel), vluë (Beesel) vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloed, hoogtij hoogwater: hoeëg waattər (Beesel), hoëgwater (Beesel) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloeken vloeken: vloke (Beesel) vloeken [SGV (1914)] III-3-1
vloer vloer: flūr (Beesel) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vlooien vlooien: vlūūə (Beesel) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: vlooien [N 93 (1983)] III-3-2
vlug hel: hel (Beesel), vlot: vlot (Beesel) vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)] III-1-4
vod lommel: loemel (Beesel), pongel: WNT: pongel, 3. vod, lomp, en vervolgens iets dat geen waarde heeft.  pongəl (Beesel), voddel: foddel (Beesel), foddele (Beesel), foddəl (Beesel) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)] III-1-3