23737 |
wijwaterbakje |
wijwatersbakje:
wiejwaatersbekske (L300p Beesel)
|
Een wijwatersbakje, thuis op de slaapkamer [wïjewatersbekske, wiejwassesjpötje, fintwaterbekske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23601 |
wijwateremmer |
wijwatersemmer:
wiewaterseimer (L300p Beesel)
|
Het wijwatervat, de wijwateremmer. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23600 |
wijwaterkwast |
wijwaterskwast:
wiewaterskwas (L300p Beesel)
|
De wijwaterkwast. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
konijn (lang/sleept.):
kṇīen (L300p Beesel)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijn (kort/stoott.):
knĭen (L300p Beesel)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24754 |
wilde bertram |
wilde gerf:
WLD
wil-gerf (L300p Beesel)
|
Wilde bertram (achillea ptarmica 20 tot 90 cm grote, vrijwel kale plant; de bladeren zijn ongedeeld en lijn- tot lancetvormig, de bladrand is fijn gezaagd; de bloemen staan in wat grotere hoofjes dan bij de vorige, 10 witte straalbloempjes. Bloeitijd va [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24277 |
wilde eend |
eend:
aeng (L300p Beesel)
|
eend, wilde —
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
een wilde:
wilj (L300p Beesel)
|
wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)]
III-4-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
WLD
hondjsroeës (L300p Beesel),
wilde roos:
-
oͅwilj roos (L300p Beesel)
|
Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
onzelievevrouwebedstro:
WLD
oos leef vrouwe beddestrue (L300p Beesel)
|
Wilde tijm (thymus serpyllum 5 tot 30 cm groot, struikachtig plantje, vaak zodevormend; de stengels zijn liggend of opstijgend, de stengel is behaard, onderaan meestal houtig. De bladeren zijn smal, elliptisch en klein. De bloemen staan in trosjes aan d [N 92 (1982)]
III-4-3
|