e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselen omtuisen: omtōēssə (Beesel), omzetten: ômzetten (Beesel), wisselen: wéssələ (Beesel) onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)] III-4-4
wisselvallig weer duistere lucht: dŭŭstər lôch (Beesel), kwakkellucht: kwakkel loch (Beesel), kwakkelweer: kwakkel wèr (Beesel), kwakkəlwaer (Beesel), ruwe lucht: roew lôch (Beesel), toe lucht: tōē lôch (Beesel), wilde lucht: wil lôch (Beesel), zeverweer: zijver wèr (Beesel, ... ) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
witte abeel canada: WBD / WLD  canada (Beesel) De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)] III-4-3
witte donderdag witte donderdag: witte donderdich (Beesel) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kaas, wrongel fluiterd: fluitert (Beesel) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte kool kappes: kappes (Beesel) witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7
witte krodde tasjes: WLD  tèske (Beesel) Witte krodde (thlaspi arvense 15 tot 40 cm groot. De plant is geelgroen en kaal. De stengels groeien rechtop en zijn al of niet vertakt; de wortelbladen zijn langwerpig, tevens gesteeld; de stengelbladen zijn pijlvormig en stengelomvattend, ze zijn lang [N 92 (1982)] III-4-3
witte kwikstaart keviepstaart: keviĕpstert (Beesel) kwikstaart [SGV (1914)] III-4-1
witte narcis witte paasbloem: WLD  witte poasbloom (Beesel) Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)] III-4-3
wittebrood mik: mik (Beesel), weg: wèk (Beesel) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3