e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worstelen worstelen: worstele (Beesel, ... ) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] III-3-2
wortel wortel: wǫrtǝl (Beesel) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: wortel (Beesel), WBD / WLD  wòrtəl (Beesel) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)] III-4-3
wrang zuur: zoer (Beesel) stroef; welk woord gebruikt men voor stroef (zoor, week, wrang, stroef, rins) [DC 28 (1956)] III-2-3
wrat wrat: vrat (Beesel) wrat [SGV (1914)] III-1-2
wreef wreef: vreef (Beesel) wreef [SGV (1914)] III-1-1
wrevelig (zijn) knoterig: knootərich (Beesel) gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
wrijven wrijven: vrīēvə (Beesel) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wringen wringen: vringə (Beesel) Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)] III-1-2
wroeten wroetelen: vreutele (Beesel), vreutələ (Beesel), vrø̄tǝlǝ (Beesel) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)] I-12, III-1-2