e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedhokje broedbak: breutbak (Beesel) Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)] III-3-2
broedschotel broedschotel: breuj sjuttəl (Beesel) Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)] III-3-2
broeibak broeibak: breubak (Beesel) [SGV (1914)] I-7
broek: algemeen boks: boks (Beesel), doe leups auch altied mit een aafgezagkde boks (Beesel), doe löps ouch altied mit ein aafgezakte boks (Beesel), hè heel zien bŏks op mit eine lère bŏksereem (Beesel) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekland, moeras moeras: məras (Beesel) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broeksriem boksenriem: hè heel zien bŏks op mit eine lère bŏksereem (Beesel) Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broer broer: broor (Beesel) broeder [SGV (1914)] III-2-2
brommen, zoemen van een insect brommen: bromme (Beesel) brommen [SGV (1914)] III-4-2
bron bron: bron (Beesel), brôn (Beesel), sprong: sjprunk (Beesel), šprøŋk (Beesel) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4
bronstig breustig: brø̄stex (Beesel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12