e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de kaarten schudden schokkelen: sjoegkele (Beesel) Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
de kerkgang maken de uitgang doen: oetgank doon (Beesel) De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)] III-3-3
de kerkgang uitzegenen uitgangszegen: oetgankszaegen (Beesel) Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen gaan (met de klok): mitte klok gaon (Beesel) de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] III-3-2
de kruisweg bidden de kruisweg beden: kruutswaeg baeje (Beesel) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis dienen de mis dienen: mes deene (Beesel) De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis doen de mis doen: de mes doon (Beesel) De mis doen, opdragen. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis plechtig doen celebreren (<lat.): celebreren (Beesel) De mis plechtig opdragen, celebreren. [N 96B (1989)] III-3-3
de missie preken missiepreek (zn.): missiepraek (Beesel) De missie preken. [N 96B (1989)] III-3-3
de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht kijker: kīēkər (Beesel) Hoe zegt men: de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht? [N 93 (1983)] III-3-2