e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donker worden, duisteren duister worden: duuster wèrre (Beesel), dŭŭstər wéérə (Beesel) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx donker: dongkər (Beesel), duister: dŭŭstər (Beesel), schemerig: sjémerich (Beesel) niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: duuvelshoar (Beesel) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: doid (Beesel), dôêt (Beesel) dood [SGV (1914)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zn.) dood: dŏĕ-əd (Beesel), end: inj (Beesel) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] III-2-2
doodskleed dodenmantel: dodenmantel (Beesel), doodshemd: doedshemd (Beesel) doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] III-2-2
doof doof: douf (Beesel) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien dooien: duëje (Beesel) dooien [SGV (1914)] III-4-4
dooier dooier: dū.i̯ǝr (Beesel) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
dooierzwam cantharel: WLD  chanttharel (Beesel) Cantharel: een gele, eetbare paddestoel (cantharel, eierzwam, dooierzwam). [N 92 (1982)] III-4-3