24142 |
ekster |
egerst:
aegerst (L300p Beesel),
êgerst (L300p Beesel)
|
ekster [SGV (1914)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
egerstenoog:
êgerstenoug (L300p Beesel),
egerstoog:
éégərsouch (L300p Beesel),
eksteroog:
ekstərouch (L300p Beesel)
|
likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
él (L300p Beesel),
êl (L300p Beesel)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24772 |
elfenbankje |
bankjeszwam:
WLD
bènkskeszwam (L300p Beesel)
|
Elfenbankje: een veelkeuzige zwam die veel voorkomt op takken en stammen; komt vaak in groepjes voor (elfenbankje, pijpzwam, buisjeszwam). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18829 |
ellende (lijden) |
elend:
ie-ëlenj (L300p Beesel),
miserie:
mezéérie (L300p Beesel)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18830 |
ellendig |
ellendig:
ellenjig (L300p Beesel)
|
ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24504 |
els |
els:
ɛls (L300p Beesel),
priem:
prę̄m (L300p Beesel),
zuil:
zȳl (L300p Beesel)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
20179 |
en miskraam krijgen |
de kar is opgeslagen:
də ker is opgesjláágə (L300p Beesel)
|
Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
23713 |
engel des heren |
engel des heren:
engel des heren (L300p Beesel)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24874 |
engels gras |
pastoorsgras:
WLD
pestoersgraas (L300p Beesel)
|
Engels gras (armeria vulgaris o.s. maritima 5 tot 40 cm lage plant. De bladeren groeien in een dicht wortelrozet en zijn lijnvormig; de bloemen bevinden zich in dichte hoofdjes aan het eind van de onvertakte stengels, de stengels hebben geen bladeren, m [N 92 (1982)]
III-4-3
|