20333 |
enig kind |
einziges kind:
insichts kinjt (L300p Beesel)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkel (L300p Beesel)
|
enkel [SGV (1914)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
enten:
entə (L300p Beesel),
inte (L300p Beesel)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (L300p Beesel)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
er duchtig op los gaan:
⁄t ging dər duchtich op los (L300p Beesel)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
ark:
aark (L300p Beesel),
boog:
baog (L300p Beesel),
ereboog:
iereboag (L300p Beesel)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
24775 |
ereprijs |
wilde thee:
WLD
wille tieë (L300p Beesel)
|
Ereprijs (veronica officinalis). De stengel is geheel onbehaard. De bladeren zijn bij hun top of in ¯t midden het breedst en getand. De bloemen zijn bleekblauw, zelden vleeskleurig, op zeer korte steeltjes gezeten (wilde thee, engel oogje, henneske). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33610 |
erf |
mestplaats:
NB. van een gesloten hoeve
meͅstplāts (L300p Beesel)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfənis (L300p Beesel)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgənaam (L300p Beesel)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|