17966 |
op de schouder zitten |
op de pokkel zitten:
(beej vader op de poekel zitten) (L297p Belfeld),
op de rug zitten:
beej vader op de ruk zitten (L297p Belfeld)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tiene laupe (L297p Belfeld)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
op een drafje lopen:
op n drafje (L297p Belfeld)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op schtelte loupe (L297p Belfeld)
|
stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
19255 |
ophouden met het werk |
ophouden:
ophaaie (L297p Belfeld)
|
ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
gaelt opma.kə (L297p Belfeld)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
17566 |
opperhuid |
vel:
vel (L297p Belfeld)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18030 |
oprispen |
boeren:
boere (L297p Belfeld),
opkomen:
t zoer kump miek op (L297p Belfeld),
oprupsen:
oprupse (L297p Belfeld)
|
oprispen [SGV (1914)] || oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17900 |
optillen |
heffen:
huffe (L297p Belfeld),
opheffen:
òphøfə (L297p Belfeld)
|
heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND]
III-1-2
|
19037 |
opzettelijk |
expres:
expres (L297p Belfeld)
|
expres [SGV (1914)]
III-1-4
|