25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (L297p Belfeld)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verschtengig (L297p Belfeld)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
22349 |
verstoppertje spelen |
verbergen:
verberge (L297p Belfeld)
|
schuilevinkje spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verschtøkke (L297p Belfeld),
verschtøkt (L297p Belfeld)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen kalk:
vǝrzōpǝ kalǝk (L297p Belfeld)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
pap:
pap (L297p Belfeld)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vɛspər (L297p Belfeld)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
rompje:
rumpke (L297p Belfeld),
vest:
vest (L297p Belfeld),
wambuisje:
wéémeske (L297p Belfeld)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
wambuistasje:
wéémestéske (L297p Belfeld)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L297p Belfeld)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|