30795 |
looien |
looien:
lujǝ (L297p Belfeld)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
scheut (L297p Belfeld)
|
loot [SGV (1914)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
laupe (L297p Belfeld),
loupe (L297p Belfeld)
|
lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18697 |
losse linnen halsboord |
boordje:
beurdje (L297p Belfeld)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
mesjet (L297p Belfeld)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21218 |
losse plankbrug |
bink:
bink (L297p Belfeld)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
30083 |
luchtbel |
luchtbel:
luchtbel (L297p Belfeld)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|
29807 |
luchtkanalen |
schlitzen:
šletsǝ (L297p Belfeld)
|
Smalle luchtkanalen in de bodem van de oven waardoor geventileerd werd wanneer zich teveel waterdamp in de oven ontwikkelde. In L 331 werden de bodemstenen zo neergelegd dat daartussen luchtpijpen vrijbleven. Deze stenen noemde men kallen (kal\) - Donkers, pag. 46. [monogr.]
II-8
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
lochpiepe (L297p Belfeld)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
lōch (L297p Belfeld),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
lox (L297p Belfeld)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|