e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L297p plaats=Belfeld

Overzicht

Gevonden: 1933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
looien looien: lujǝ (Belfeld) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: scheut (Belfeld) loot [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: laupe (Belfeld), loupe (Belfeld) lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
losse linnen halsboord boordje: beurdje (Belfeld) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet manchet: mesjet (Belfeld) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
losse plankbrug bink: bink (Belfeld) vlonder (vonder) [SGV (1914)] III-3-1
luchtbel luchtbel: luchtbel (Belfeld) De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.] II-9
luchtkanalen schlitzen: šletsǝ (Belfeld) Smalle luchtkanalen in de bodem van de oven waardoor geventileerd werd wanneer zich teveel waterdamp in de oven ontwikkelde. In L 331 werden de bodemstenen zo neergelegd dat daartussen luchtpijpen vrijbleven. Deze stenen noemde men kallen (kal\) - Donkers, pag. 46. [monogr.] II-8
luchtpijpen luchtpijpen: lochpiepe (Belfeld) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
luchtx lucht: lōch (Belfeld), Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!  lox (Belfeld) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4