| 28963 |
vademen |
vamen:
vē̜mǝ (L297p Belfeld)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
| 20330 |
vader |
vader:
vader (L297p Belfeld)
|
vader [SGV (1914)]
III-2-2
|
| 23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vageveur (L297p Belfeld)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 19489 |
valgordijn, rolgordijn |
rolgordijn:
rolgordien (L297p Belfeld)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 17822 |
vallen |
vallen:
valle (L297p Belfeld)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 19051 |
vals |
vals:
vals (L297p Belfeld)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L297p Belfeld)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
| 34297 |
varken |
varken:
vɛrkǝ (L297p Belfeld),
vɛrǝkǝ (L297p Belfeld)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (L297p Belfeld)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
| 20646 |
varkensvet |
vet:
vet (L297p Belfeld)
|
smout [SGV (1914)]
III-2-3
|