id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24477 | doorn, stekel | doorn (mv.): døər (Benzenrade) | doornen [RND] III-4-3 |
25133 | druppel | druppel: ənə druuppəl (Benzenrade) | druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4 |
18006 | duizelig | dol: zoe wetste döl (Benzenrade), duizelig: zoe wetste duuzələg (Benzenrade) | dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] III-1-2 |
24478 | eik | eik: ek (Benzenrade) | eik [RND] III-4-3 |
24479 | eikel | eikel: ekələ (Benzenrade) | eikels [RND] III-4-3 |
18206 | gat in een kledingstuk | lok: Die vrouw had ee loëk in de hoës (Benzenrade) | Die vrouw heeft een gat in haar kous. [DC 14A (1946)] III-1-3 |
24316 | glimworm | gloeiworm: gluieworm (Benzenrade), lichtbeestje: luchbieëske (Benzenrade) | glimworm [ZND 18G (1935)] III-4-2 |
17549 | grof gebouwde vrouw | ferm vrouwmens: e flink fromməsj (Benzenrade) | fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] III-1-1 |
20346 | grootmoeder | grootmoeder: groe-etmodder (Benzenrade), grootmodder (Benzenrade), oma: oma (Benzenrade) | grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2 |
20288 | grootvader | grootvader: groe-etvadder (Benzenrade), grootvadder (Benzenrade), opa: opa (Benzenrade) | grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2 |