| 24477 |
doorn, stekel |
doorn (mv.):
døər (Q113b Benzenrade)
|
doornen [RND]
III-4-3
|
| 25133 |
druppel |
druppel:
ənə druuppəl (Q113b Benzenrade)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
| 18006 |
duizelig |
dol:
zoe wetste döl (Q113b Benzenrade),
duizelig:
zoe wetste duuzələg (Q113b Benzenrade)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)]
III-1-2
|
| 24478 |
eik |
eik:
ek (Q113b Benzenrade)
|
eik [RND]
III-4-3
|
| 24479 |
eikel |
eikel:
ekələ (Q113b Benzenrade)
|
eikels [RND]
III-4-3
|
| 18206 |
gat in een kledingstuk |
lok:
Die vrouw had ee loëk in de hoës (Q113b Benzenrade)
|
Die vrouw heeft een gat in haar kous. [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
| 24316 |
glimworm |
gloeiworm:
gluieworm (Q113b Benzenrade),
lichtbeestje:
luchbieëske (Q113b Benzenrade)
|
glimworm [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
| 17549 |
grof gebouwde vrouw |
ferm vrouwmens:
e flink fromməsj (Q113b Benzenrade)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
| 20346 |
grootmoeder |
grootmoeder:
groe-etmodder (Q113b Benzenrade),
grootmodder (Q113b Benzenrade),
oma:
oma (Q113b Benzenrade)
|
grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
| 20288 |
grootvader |
grootvader:
groe-etvadder (Q113b Benzenrade),
grootvadder (Q113b Benzenrade),
opa:
opa (Q113b Benzenrade)
|
grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|