24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krienekraan (P053p Berbroek),
krienekraon (P053p Berbroek)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
20739 |
krakeling |
kraker:
kraaker (P053p Berbroek)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gazet (P053p Berbroek)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
ook in ZND 28, 048
kreeft (P053p Berbroek),
kreejft (P053p Berbroek)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
20708 |
krentenbol |
brioche (fr.):
(met pudding).
briosj (P053p Berbroek)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
krente mik (P053p Berbroek),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krentemik (P053p Berbroek)
|
krentenbrood [ZND 28 (1938)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kermt (P053p Berbroek),
schreeuwen:
schrieft (P053p Berbroek)
|
hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
33831 |
kribbebijter |
kribbijter:
krebē̜.tǝr (P053p Berbroek)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
26629 |
kriel |
kriel:
kril (P053p Berbroek)
|
Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e]
II-3
|
22351 |
krijgertje spelen |
politie en dief spelen:
/
politie en dief (P053p Berbroek),
tikkertje spelen:
/
tikkerke (P053p Berbroek)
|
tikkertje [SND (2006)]
III-3-2
|