32989 |
blad van de korenhalm |
lis:
lęs (P053p Berbroek)
|
Het smalle blad van de korenhalm. Zie afbeelding 2, b. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blǭǝ.t (P053p Berbroek),
blader:
blǭǝr (P053p Berbroek)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
19978 |
blaffen |
bassen:
ba.sə (P053p Berbroek)
|
blaffen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24473 |
blauwe bosbes |
krekkebezie:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
krikkebēi̯zə (P053p Berbroek)
|
bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blèeve (P053p Berbroek)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
blinde vinke (P053p Berbroek)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20693 |
bloedworst |
pens:
pɛ.nsə (P053p Berbroek),
zwarte pens:
zwatte pens (P053p Berbroek)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blēǝ (P053p Berbroek)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
20718 |
bloem |
bloem:
blo ̝m (P053p Berbroek),
blom (P053p Berbroek, ...
P053p Berbroek)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-3, III-2-3
|
19646 |
bloemperk |
bedje:
beͅdəkə (P053p Berbroek),
perkje:
peͅ.rəkskə (P053p Berbroek)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|