e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Berbroek

Overzicht

Gevonden: 1120

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aftrekken, uitwinnen afwinnen: ā.fwęŋǝ (Berbroek) Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i] I-4
akker eigendom: ēgǝndom (Berbroek), perceel: pǝrsīl (Berbroek), stuk: stęk (Berbroek) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8
akkergrens, grensvoor reen: rei̯n (Berbroek) De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.] I-8
andijvie andijvie: andēͅə.vi (Berbroek) [Goossens 1b (1960)] I-7
ang ang: (Berbroek) Het dun toelopende uiteinde van de sluisstijlen dat past in een daarmee overeenstemmend gat van de sluisbalk en de slagdorpel, het anggat. In het lemma zijn zowel benamingen voor de ang als voor het anggat opgenomen. [Vds 37; Jan 33] II-3
angel angel: áŋǝl (Berbroek) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
appel, algemeen appel: appel (Berbroek, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] I-7
appelmoes appelspijs: appelspijs (Berbroek) Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaart appelvla: appel vlao (Berbroek) Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaartje spijskoek: spijs koek (Berbroek) Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3