e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Berg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede klaveroogst tweede snid: twɛ̄dǝ šnēt (Berg) In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c] I-3
twijg roetje: rytšǝ (Berg), wisje: wiskǝ (Berg) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
ui, ajuin un: yn (Berg) ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] I-7
uier ouwer: au̯ǝr (Berg), áu̯.ǝr (Berg) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12
uieren vervleug: vǝrvlø̜̄x (Berg) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier deem: dē̜m (Berg) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: ajəl (Berg) uil [ZND A2 (1940sq)] III-4-1
uiteenploegen uitereenbelken: utǝręi̯nbelǝkǝ (Berg), uitereengooien: áu̯tǝrē.ngoi̯ǝ (Berg) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgegraven dennenwortel dennenwortel: dɛnǝwø̜rtǝl (Berg) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitkomen uitkomen: au̯.tkō.mǝ (Berg) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4