32416 |
uitspannen |
uitspannen:
au̯.tspanǝ (Q163p Berg)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutel:
pęrskø̄tǝl (L429a Berg)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeflat:
kōflat (L429a Berg),
koeflater:
kōflātǝr (L429a Berg),
koestront:
kustro.nt (Q163p Berg)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
ǭf˲zętǝ (Q163p Berg)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
17700 |
urineren |
zeiken:
zeikə (Q163p Berg)
|
zeiken [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
34061 |
vaars |
jaarling:
jørleŋ (Q163p Berg),
vaars:
vi̯as (Q163p Berg),
vērs (L429a Berg),
vɛs (L429a Berg)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
ǝn nǭlj vē̜mǝ (L429a Berg)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
lai̯.f (Q163p Berg)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
34489 |
van veren wisselen |
rijzelen:
rai̯zǝlǝ (Q163p Berg),
rái̯.zǝlǝ (Q163p Berg),
rāi̯zǝlǝn (Q163p Berg)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vaŋə (Q163p Berg)
|
vangen [ZND m]
III-1-2
|