33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pōl (L429a Berg)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
dlw)ø̜ø̜:
vǝrstǫrvǝ (L429a Berg),
sterven:
stęrvǝ (L429a Berg)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drūūch (Q163p Berg)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) støu̯ drø̄x (Q163p Berg)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25133 |
druppel |
drup:
drəp (Q163p Berg)
|
druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwaard:
dǫbǝl [gezwaard] (L429a Berg)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
dauf (Q163p Berg),
Pl. [dau.ve]
dauf (Q163p Berg)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)] || Een duif. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-2
|
17666 |
duim |
duim:
daum (Q163p Berg, ...
Q163p Berg)
|
een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
23225 |
duivel |
duivel:
dy(3)̄vəl (Q163p Berg)
|
Een duivel. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|