21085 |
varkensribje |
varkenrib:
varkenrip (L192p Bergen),
varkenribje:
varkenripkes (L192p Bergen)
|
gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
18427 |
vaste boord |
kraag:
kraag (L192p Bergen)
|
kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
schaapsknikkers:
sxǫpsknekǝrs (L192p Bergen),
stront:
strōnt (L192p Bergen),
varkenskeutels:
vē̜rkǝnskø̄tǝls (L192p Bergen)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastəloͅ.vənt (L192p Bergen)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
21284 |
vechten |
vechten:
fɛ:xtə (L192p Bergen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beesten:
bē̜stǝ (L192p Bergen),
vee:
veǝ (L192p Bergen)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
sŭŭpe (L192p Bergen),
zypə (L192p Bergen)
|
zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)]
III-2-3
|
21423 |
veel geld waard |
veel geld waard:
veul geld waard (L192p Bergen)
|
veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderboks:
flodder-boks (L192p Bergen)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34244 |
vel op gekookte melk |
vel:
vɛl (L192p Bergen)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|