19086 |
(iets) zich niet aantrekken |
niks bij inzitten:
gə mot er niks bij izitte (K358p Beringen)
|
Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
beͅntəkə (K358p Beringen),
dupkliət (K358p Beringen),
dupmətskə (K358p Beringen),
duwəpklikə (K358p Beringen),
duwəpmøtskə (K358p Beringen),
duwəpnøzəŋ (K358p Beringen),
navəlbeͅndəkə (K358p Beringen),
nøsək (K358p Beringen),
pesdok (K358p Beringen),
pisvot (K358p Beringen),
roͅuwvwal (K358p Beringen),
tøpnøzeŋskə (K358p Beringen),
zijəvərlap (K358p Beringen),
zivərlap (K358p Beringen),
Tupdoek.
təpdøͅkskə (K358p Beringen)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22095 |
<naam> |
feest:
fiest viere (K358p Beringen),
feest vieren:
fiest viere (K358p Beringen),
patroon:
patroen vieren (K358p Beringen),
patroon vieren:
patroen vieren (K358p Beringen)
|
Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
neusdoek:
nøzeŋ (K358p Beringen),
voile (fr.):
vouəl (K358p Beringen),
vuōəl (K358p Beringen),
ZND35,010b: Vrouwen die tot de naaste familie behoren.
voeile (K358p Beringen)
|
falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18261 |
[kazak] |
jas:
jas (K358p Beringen)
|
kazak; inventarisatie betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
jakje:
Bloese.
jĕkske (K358p Beringen),
kazavek:
Kledingstuk voor de vrouw, blouse. Wordt niet meer gebruikt.
ja, maar verouderd (K358p Beringen),
vrouwenmantel
kažəvek (K358p Beringen)
|
kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
lijfje:
lefkə (K358p Beringen),
Onderhemd tot op heuphoogte.
leͅfkə (K358p Beringen)
|
lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31697 |
aaks |
bijl:
bęjl (K358p Beringen)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
almūs (K358p Beringen),
ālmus (K313p Beringen),
een aalmoes (K358p Beringen),
ən almus (K358p Beringen)
|
aalmoes [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
a:m (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
aam [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|