34145 |
herkauwen |
herkauwen:
hǝrkǭwǝ (K358p Beringen),
hirken:
herekǝ (K358p Beringen),
herkǝ (K358p Beringen)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
24458 |
hermelijn |
hermelijn:
hɛrməlijn (K358p Beringen)
|
hermelijn, grote wezel [ZND 48 (1954)]
III-4-2
|
17779 |
hersenen |
hersens:
hersenə (K358p Beringen),
hɛrsəs (K358p Beringen),
horste:
horstə (K358p Beringen)
|
de hersenen [ZND 01 (1922)] || de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
24321 |
hert, ree |
hert:
hērt (K358p Beringen)
|
hert [Willems (1885)]
III-4-2
|
20322 |
het einde van zijn leven |
de eind van zijn leven:
d’ein van zijn leven (K358p Beringen),
het end van zijn leven:
’t ende van zən leve (K358p Beringen),
het laatste van zijn leven:
’t leste va ze leve (K358p Beringen)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afdoen:
t gras afdoen (K358p Beringen)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
32952 |
het hooi is binnen |
is af:
ęs˱ af (K358p Beringen),
is binnen:
es˱ benǝ (K358p Beringen)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
afdrē̜jǝn (K358p Beringen),
av˱drē̜n (K358p Beringen)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
áftrēǝ (K358p Beringen)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lē̜i̯ǝ (K358p Beringen)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|