e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand uitschelden uitmaken: iemand etmake (Beringen), iemand uitmaken (Beringen), uitschijten: iemand uitscheite (Beringen), uitsporen: iemant uitspaure (Beringen) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen lijkbidden: znd 32, 71;  lijkbeeën (Beringen), léjkben (Beringen) de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] III-2-2
ijken pegelen: als zegenen  de gewichten pegelen (Beringen) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
ijsmuts berenmuts: berəmø͂ͅts (Beringen), ijspots: ejəspoͅts (Beringen) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijsnagels ijsnagels: ē̜snā.gǝls (Beringen) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijskegel: ijskegel (Beringen), ijspin: eͅspenə (mv.) (Beringen), kegels, ijspinnen.  eͅispenə (mv.) (Beringen), kegel: kegels, ijspinnen.  kégəls (mv.) (Beringen), kinkel: kinkels (Beringen) ijskegel [ZND 36 (1941)] || ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijver ijver: hij heet veul iever (Beringen), hij van frais  hij hit veul iever (Beringen) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: eͅizəl (Beringen), ijzel (Beringen), ijzel.  eͅjəzəl (Beringen), Opm. de ij is Fr. ai in maison.  hijzel (Beringen) ijzel [ZND 36 (1941)] || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: eͅizələ (Beringen, ... ), het hijzelt (Beringen, ... ), ps. omgespeld volgens IPA.  ēͅzələ (Beringen, ... ) ijzelen [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeurtje: [oven]dørkǝ (Beringen), schuifje: sxǭǝfkǝ (Beringen) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6