e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kogel kogel: kōgǝl (Beringen) Bedoeld is de kogel die met behulp van het ouderwetse schietapparaat wordt afgeschoten. De respondent van L 413 merkt op dat die enkel voor runderen wordt gebruikt, Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5c; monogr.] II-1
koken (intr.) koken: kóókə (Beringen) koken [RND] III-2-3
kolenschop troffel: troͅfəl (Beringen) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolonel kolonel: kolonel (Beringen), eerste e als de  ne kollenel (Beringen) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kolven afstropen kuisen: kø̜̄sǝ (Beringen) De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22] I-4
kom kom: kom (Beringen, ... ), koͅm (Beringen, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kōmə (Beringen) komen [RND] III-1-2
komkommer komkommer: konkonger (Beringen) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: kənēͅ.n (Beringen), kənēͅnə (Beringen), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  konɛ̄ən (Beringen) konijn [ZND 01 (1922)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
koning koning: köning (Beringen), kø.niŋ (Beringen), køneŋ (Beringen), køniŋ (Beringen), kroonrad: krōnrat (Beringen) De koning is een verticale as met bovenop een kroonwiel. Via die constructie zet een rondlopend paard de karnmolen in beweging. Zie ook wld II.3 v.a. blz. 163. [N 12, 56] || koning [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] I-11, III-3-1