e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koude mist zure mist: zoere mist.  zūrə mest (Beringen), zure, een: zūr (Beringen) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs noordenwind: nōrdəwent (Beringen) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous met knoopjes getje: geͅtəkəs (Beringen), gèttekes (Beringen), slobkous: sloͅpkosə (Beringen), slòbkoose (Beringen) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen kous: ko:s (Beringen, ... ), koos (Beringen, ... ), kos (Beringen, ... ), kōs (Beringen), n kousen]: koos (Beringen, ... ), kos (Beringen), kōs (Beringen) kous [ZND 01 (1922)] || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || kous, kousen (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenband kousband: koosband (Beringen, ... ), kosbant (Beringen), kōsbant (Beringen, ... ), kousenband: ko:səbant (Beringen) kousenband [ZND 01 (1922)], [ZND B1 (1940sq)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Beringen) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte veel ambras: veul ombras (Beringen) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
kraag kraag: kra:x (Beringen), kraag (Beringen), krôg (Beringen) kraag [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-1-3
kraag van een kraagmantel kraag: krag (Beringen), pelerine (<fr.): pelərin (Beringen) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraagmantel carrick (fr.): Gallas (FN): carrick, kraag-, koetsiersjas.  karik (Beringen) kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)] III-1-3