e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krielkip huishennetje: hø̜̄shenǝkǝ (Beringen), kriezelhennetje: krizǝlhenǝkǝ (Beringen) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgertje spelen kat jagen: ze spelen katjagen (Beringen), vangen: vangen (Beringen), ze spelen vange (Beringen) Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: geen tweeklank  e stuk wit krijt (Beringen) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] III-3-1
krommen, ombuigen krommen: kromə (Beringen) krommen [ZND 01 (1922)] III-1-2
kruidnagel kruidnagel: krøͅnagəl (Beringen) kruidnagel [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
kruien kruien: krø̜̄ǝn (Beringen), rijden: ręi̯n (Beringen) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krø͂ͅk (Beringen), krøͅk (Beringen) kruik [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim kruim: kruim (Beringen) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel greumel: greumel brood (Beringen), greumel broëd (Beringen), grø̄məl (Beringen) kruimel brood [ZND 36 (1941)], [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
kruin kruin: kroen (Beringen), kruin (Beringen, ... ) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [ZND 01 (1922)] III-1-1