e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweek hondsribben: hǫnsrøbǝ (Beringen), pessem: pęsǝm (Beringen), pessemen: pessemen (Beringen), pęsǝmǝ (Beringen) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)] I-5, III-4-3
kweepeer kweekpeer: kweekpeer (Beringen) [ZND 29 (1938)] I-7
kwellen plagen: ploͅgə (Beringen) kwellen [ZND 01 (1922)] III-3-1
kwezel kwezel: kwe:zəl (Beringen), wa een kwezel (Beringen) Kwezel. [ZND 01 (1922)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwispelstaarten kwispelen: kwispele (Beringen), kwispelstaarten: kwispəlstɛrtə (Beringen) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
l-vormige hoeve boerenhof: būrǝnhǫf (Beringen), half stamhuis: halǝf stamhø̜̄s (Beringen), hoekbouw: hōkbǫu̯ (Beringen), winkelhaakwinning: weŋkǝlhākweneŋ (Beringen) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6
laag grond laag: laag (Beringen), laog (Beringen), loag (Beringen), ps. omgespeld volgens Frings.  lōͅx (Beringen) laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lāx (Beringen), lǭx (Beringen) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: brok (Beringen), bruk (Beringen), brǫk (Beringen), hooibroek: hø̜i̯brok (Beringen) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap dal: dal (Beringen), laagte: lixtǝ (Beringen), zonk: zōnk (Beringen) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8