e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lading vracht: vraxt (Beringen) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage herenschoen, molière lage schoen: līēg schōēn (Beringen), līg sXūn (Beringen), molire (fr.): mŏĕljèèrs (Beringen), muljēͅrs (Beringen) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage kachel voor de ketel met was of veevoer fornuis: fǝrnē̜ ̞s (Beringen), wasvuurtje: was˲vurkǝ (Beringen) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lage klomp klonk mee leer: [klonk] mɛ lēǝr (Beringen) Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.] II-12
lage klomp? klonk met leer: klōŋkə meͅ lēər (Beringen) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3
lage, natte plekken in moeras laagte: līxtǝ (Beringen), zonk: zoŋk (Beringen) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond grijze grond: grē̜zǝ gront (Beringen), zuipkot: zø̜ǝpkot (Beringen) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lakschoen laquschoen (<fr.): lake sXun (Beringen), lakee schoen (Beringen, ... ), lakeeschoen (Beringen), lakesXun (Beringen), lakēsXūn (Beringen) damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)] || lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: la:m (Beringen), laam (Beringen), lam (Beringen, ... ), lammetje: lɛmǝkǝ (Beringen), lem: lɛm (Beringen), schaapje: sxø̜̄pkǝ (Beringen) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lammeren lammen: lamǝ (Beringen), lāmǝ (Beringen) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12