20669 |
lammetjespap |
boekweitpap:
Syst. Frings
boͅkwɛ̄tpap (K358p Beringen)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34586 |
lamoen |
gestel:
gǝstęl (K358p Beringen)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wik (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K358p Beringen),
wīk (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
brander (van een lamp) [ZND 01 (1922)] || De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21578 |
land |
land:
land (K358p Beringen),
lant (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
land [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
33640 |
landerijen |
bouwland:
bouwland (K358p Beringen),
goed:
gut (K358p Beringen)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (K358p Beringen)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
lank leven (K358p Beringen)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
18329 |
lang schortlint |
binder:
bendərs (K358p Beringen),
binders
bènders (K358p Beringen),
lint:
lentə (K358p Beringen),
lènte (K358p Beringen)
|
linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18286 |
lange broek |
lange broek:
hij draagt een lange brok (K358p Beringen),
laŋ brōk (K358p Beringen),
ən laŋ brok (K358p Beringen),
pantalon (fr.):
pantaloͅ (K358p Beringen)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] || pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|