e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 2

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
goed achteruit:   good (Echt/Gebroek), goot (Lutterade, ... ), arm:   gō.t (Maastricht), bezadigd: ook materiaal znd 21, 18  goeie (Kerkom), binnenplaats:   good (Obbicht), goot (Guttecoven, ... ), góót (Buchten), braaf:   dèt is e gôôd (ein)! (Roggel), dét is e gôôd wicht! (Haelen), dét is en good weecht (Panningen), go.t‧ (Eys), goei (Meijel), goj vrouw (Noorbeek, ... ), good (Caberg, ... ), good kiendje (Sevenum), good zeen (Ittervoort), goot (Roermond), goot zīēn (Maastricht), goow vrouwmisj (Vlodrop), gōōt (Nieuwenhagen, ... ), gòòd (Posterholt), gót (Heerlen), gôot (Swalmen), gôêd mîns (Tienray), het is get noie een moodergeutske (Oost-Maarland), het is ⁄n good kink (Blerick), het is ⁄n good wich (Blerick), hé gedreug zich good (Belfeld), hé geveult zich good (Belfeld), hé veurt zich good op (Belfeld), (= een goed mens).  e goed mins (Eigenbilzen), Zo wordt het ook wel genoemd.  gôd kiendje (Sevenum), buitenverblijf:   good (Maastricht, ... ), degelijk:   goeie (Meijel), goēd (Venray), good (Caberg, ... ), gōēd (Meerlo), deugdzaam:   good zêên (Posterholt, ... ), eigendom:   goot (Maastricht), gŏĕd (Loksbergen), (= goed).  is zie good (Neer), erf:   gōt (Amby, ... ), goͅu̯t (Broeksittard, ... ), gut (Horpmaal, ... ), jōt (Vaals), erf en omliggende landerijen:   got (Eisden), gui̯t (Opheers), gut (Berverlo), gōt (Hoensbroek, ... ), ˲xoǝt (Vliermaal), ˲xut (Millen), ˲xōu̯t (Borgloon), ˲xōǝt (Rotem), fatsoenlijk:   Da ⁄s nog e goeie (Duras), Das nə goeiə mens (Sint-Truiden), Dat es ene goeje mens (Zichen-Zussen-Bolder), gedwee:   good (Montfort), NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  des e goei jonk (Neerpelt), een goe kind (Heusden), ei goot kentj (Opoeteren, ... ), goed kind (Rijkhoven), ie goe kijnd (Spalbeek), ə gou joonk (Paal), ə gut kɛint (Heers), ⁄n goed keind (Sint-Truiden), ⁄n goei ziel (Zonhoven), ⁄n good keint (Neerharen), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  goe (Heusden, ... ), goed (Sint-Truiden), goei (Neerpelt, ... ), good (Neerharen), goot (Opoeteren), gou (Paal), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  goe (Beverlo, ... ), goed (Kortessem, ... ), good (Bree, ... ), goot (Grote-Brogel), gemakkelijk:   goed (Meeuwen), good (As), goot (Beesel), genezen:   goot (Heerlen), gepachte hoeve, pachtgoed:   g˙oǝt (s-Gravenvoeren), g˙ōt (Montzen, ... ), gesloten boerderijtype:   gōt (Geleen), goed:   goed (Tegelen), goed liggen:   gui̯t (Tongeren), gut (Achel, ... ), guǝt (Hasselt), gyt (Rosmeer, ... ), gōt (Borgharen, ... ), gōwt (Klimmen), gōǝt (Lanklaar, ... ), gūt (Hoepertingen, ... ), gǫu̯t (Limbricht), gǫu̯ǝt (Hasselt), gǫwt (Paal), gǭt (Boorsem, ... ), jōt (Bocholtz), ˲xūt (Borlo), grond waarop de boerderij staat:   gōt (Amby, ... ), gǫu̯t (Broeksittard), jōt (Bocholtz), grote boerderij:   gōt (Beringe, ... ), hartelijk:   goed (Hechtel, ... ), goed onthalt (Paal), goed ontvange (Heers, ... ), goet onthoald (Gelieren/Bret), good (Maastricht, ... ), gōēj (Meijel), gōōt (Gruitrode), gūt (Martenslinde), sə heͅmmj ōs gut ontvangən (Herk-de-Stad), vie wa͂rn duo͂ͅ gut a͂ga͂l t (Zonhoven), we woan do goet ontvange (Kuringen), wə zin ər gu oͅnthḁlt (Hamont), wə zin ər gu oͅntvḁŋən (Hamont), z hebbe aos goet ontvangen (Jesseren), z hemmen ous toch zoe goed ontvangen (Peer), z hêbmen os goed ontvangen (Achel), z ø͂ͅbbən os gôd ontvaŋə (Lanaken), ze hemmen ous good ontvangen (Kaulille), ze hbben os good ontvangen (Rekem), ze hebbe ons goet ontvangen (Mal), ze hebbe oos goet ontholt (Sint-Truiden), ze hebbe os goed onthaolt (Genoelselderen), ze hebbe os goot ontvangen (Lanaken), ze hebbe oës good ontvange (Zutendaal), ze hebben oos goet ontvangen (Heusden), ze hebben os good ontvangen (Maaseik), ze hebben ous good ontvangen (Bocholt), ze hebbə os gohet ontvange (Beverst), ze hebe os goed ontvangen (Vreren), ze hemen ons goed ontvangen (Ulbeek), ze hemme os goet ontvange (Sint-Huibrechts-Lille), ze hemmen aas goed ontvangen (Houthalen), ze hemmen ans goet ontvangen (Linkhout), ze hemmen oas goe ontvangen (Neerpelt), ze hemmen oos goed ontvangen (Koersel), ze hemmen os goet onthoald (Vliermaalroot), ze hemmen os goowd onthaold (Koersel), ze heubben os good ontvangen (Boorsem), ze heube os goed ontvangen (Zichen-Zussen-Bolder), ze heŭbben ōs goed onthoild (Stevoort), ze hĕbben os goed onthoild (Beverst), ze hĕbben os good onthaold (Veldwezelt), ze hĕmmĕ uis good ontvangen (Meeuwen), ze hŭbbe oŏs gōōt onthoolt (Vroenhoven), ze hèbbe oĕs good ontfange (Kanne), ze həbben oes good oentvangen (Meeswijk), zemmen os goed ontvange (Kwaadmechelen), zē hɛbbən øs gōt oͅntvangen (Neerglabbeek), zēͅ heͅhə ōs gut o͂ͅntfaŋə (Hasselt), zeͅ heͅbbəoͅs gud ontvangə (Mettekoven), zeͅmən ōəs gut oͅntfaŋən (Neerpelt), zie hebben os good ontvangen (Neeroeteren), zij hébbe aas goed ontvangen (Landen), zə hebən oͅs chōt ontfaŋə (Zutendaal), zə hebən əs chōt oͅntfaŋən (Opglabbeek), zə heͅbə mich gut ontha͂lt (Hasselt), zə hybbə os gut ontfan ə (Zichen-Zussen-Bolder), zə høbə os gūt ontvaŋə (Genoelselderen), zə həbbə os gōt untvangə (Lanaken), zə həbbə ōs goed ontvangə (Wellen), zə həbbə oͅs gōt oͅntfangən (Neeroeteren), zə həbbə uis goot ontvangen (Gruitrode), zə həmmən oͅəs chut oͅntfaŋə (Gutshoven), zəbən oͅs chut oͅntvoŋə (Zonhoven), al die bijv. nw. onbekend en vervangen door goed  goed (Zichen-Zussen-Bolder), gul niet in gebruik  z hebben os goed ontvangen (Kleine-Brogel), hebben: eerste e dof  ze hebben oos goed ontvange (Mielen-boven-Aalst), hebben: eerste e van franse mets  ze hebben os guud ontvange (Rosmeer), hemen: e zoals het  ze hemen ons goed onthaalə (Ulbeek), ons of oos  sebben ons goed onthuəld (Wilderen), zai: Franse aider  zai hebbe os goed ontfange (Vliermaalroot), huisakker:   gut (Millen, ... ), gōt (Bree), gūt (Grote-Spouwen), klaar om gebakken te worden:   gōt (Brunssum, ... ), kledij, kleren:   good (Venlo), landerijen:   gut (Beringen, ... ), gōt (Gulpen, ... ), linnen, linnengoed:   gut (Heppen), nauwgezet; nauwgezet persoon:   góót (Neerpelt), ongeordende hoeveelheid, chaos:   goe (Achel, ... ), op de juiste temperatuur:   gōt (Melick, ... ), gǭt (Geleen), prettig:   goēd (Venray), rijkdom:   go.t (Rotem), got (Oirsbeek), gōt (Grubbenvorst, ... ), gut (Berg, ... ), gû.et (Koersel), gû.t (Bocholt), xot (Schimmert), royaal:   good (Heer, ... ), goot (Maaseik), gu:t (Beringen), ps. het woord gul wordt hier niet gebruikt.  good (Berg-en-Terblijt), schuurtje: aan huis vastgebouwd  gōēt (Gruitrode), slachtklaar:   gut (Peer, ... ), gōt (Montfort, ... ), gǭt (Maasmechelen), slachtrijp:   gut (Peer, ... ), gōt (Montfort, ... ), gǭ.t (Maasmechelen), slim:   goot (Brunssum), stevig, gezegd van voedsel:   gaoe pot (Noorbeek, ... ), gezòn kòs (Kunrade), go.t št‧ēvex (Eys), goje (Tungelroy), good (As, ... ), goot (Geleen), gōi̯ kos (Maastricht), gŏĕj koost (Meijel), weefsel, stof:   goed (Eksel, ... ), good (Lanklaar), gōt (Opglabbeek), gut (Peer), gūd (Hamont), dit soms ook  goed (Sint-Huibrechts-Lille), soms  gōd (Eisden), uitsluitend voor lijngoed  goed (Zonhoven), welig, gelp:   goǝt (Paal), gut (Bilzen, ... ), guu̯t (Koersel, ... ), gōt (Meeuwen, ... ), gūǝt (Hasselt, ... ) I-11, I-4, I-6, I-7, I-8, II-1, II-3, II-7, II-8, III-1-2, III-1-3, III-1-4, III-2-1, III-2-3, III-3-1, III-3-3, III-4-4