e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
royaal geefachtig: gefegteg (laatste e dof)  gefegteg (Sint-Truiden), onbekend  geefechtig (Jeuk), wordt niet gebruikt  geeiefechtig (Walshoutem), goed: good (Heer, ... ), goot (Maaseik), gu:t (Beringen), ps. het woord gul wordt hier niet gebruikt.  good (Berg-en-Terblijt), goederlei: goojërlei (Lanklaar), goedgeefs: go:tge:fs (Maastricht), good gèfs (Sint-Odiliënberg), goodgaefs (Buchten, ... ), goodgeevs (Linne), goodgefs (Gronsveld), goodgeifs (Amby, ... ), goodgäfs (Maasbree), goodgèfs (Montfort), goodgêfs (Simpelveld, ... ), gootgêfs (Mechelen), goudgêfs (Sittard), goedhartig: goedhattig (Waasmont), goodhartig (Lanklaar), guethatteg (Rosmeer), onbekend  goehattig (Jeuk), gul: gul (Amby, ... ), gŭl (Gennep, ... ), gyl (Tessenderlo), göl (Baarlo, ... ), gùl (Maasbracht), ze hemmen oos gul hertelek ontvangen (Zolder), (idem)  <gul> (Sint-Huibrechts-Lille), ps. omgespeld volgens Frings.  gø͂ͅl (Grevenbicht/Papenhoven), hartelijk: hartelik (As), hatelik (s-Herenelderen), los: los (Neerhespen), mild: mil (Maasbree, ... ), milj (Reuver), milt (Meerlo), openhartig: oupənhatəx (Aalst-bij-St.-Truiden), plezierig: plezeerig (Maaseik), resoluut: neen  résoluut (Stokrooie), niets ingevuld  reseluut (Koersel), vrijgevig  resoluut (Halen, ... ), zelden gebruikt door gewoon menschen  resoluut (Groot-Gelmen), rijf: Van Dale: III. rijf, (gew.) mild, royaal.  rīēf (Nieuwenhagen), rîêf (?) (Nieuwenhagen), royaal (<fr.): rajēāl (Maaseik), reaal (Afferden, ... ), reejaal (Schinveld), reial (Eigenbilzen), rejaal (Afferden, ... ), rejaol (Gennep, ... ), rejāl (Kwaadmechelen, ... ), rejoal (Gennep, ... ), rejòòl (Maastricht), reyaal (Tegelen), ri-jaal (Afferden, ... ), riaal (Amstenrade, ... ), rieaal (Hunsel, ... ), riejaal (Herten (bij Roermond), ... ), riejáál (Afferden, ... ), riĕjaal (Buggenum), rīēaal (Tegelen), rīējaaəl (Velden), rĭĕjààl (Born), rĭĕjáál (Oostrum), rĭĕáál (Haelen, ... ), roal (Neerhespen), roiaal (Lottum), rojaal (Arcen, ... ), rojaol (Gronsveld), rojoal (Heugem), rooiaal (Schin-op-Geul, ... ), roojaal (Berg-aan-de-Maas, ... ), rooyaal (Stevensweert), royaal (Beek, ... ), royaol (Bergen, ... ), rŏĕaal (Ospel), rwaajaal (Berg-en-Terblijt), rójaal (Chèvremont), rójál (Oirsbeek), rójáál (Arcen, ... ), rəaal (Berg-en-Terblijt), rəjaal (Buggenum, ... ), rəjōāl (Heijen), rəjő:l (Maastricht), rəjál (Sevenum), rəjáál (Beesel, ... ), rəáál (Heel), a franse a zoals in quand  reyâl (Hasselt), beteekend mild in geven  rəjaəl (Dilsen), breed (in gebaar) kwistig (geld)  roajāl (Bree), breed in geven  royaal (Beringen), das rejo-el voil (van een koopsom bv)  rəjōͅəl (Diepenbeek), dat is ene reale kèrel  rəāl kēͅrəl (Mechelen-aan-de-Maas), dat is fraai, betamelijk  das royaul (Tessenderlo), dat is royaal ... ?  royaol (Tessenderlo), dat kleed is rejaal lang (volop)  rejaal (Opoeteren), den krijgt ge reaal uw bekomsten (veel)  reaal (Peer), det is eine royale kèrel (mild)  royaal (Bree), die gaarne iets geeft  rejaal (Mechelen-aan-de-Maas), dè geeft altied rejaal weg  rejaal (Bree), een persoon die goed is of die vriendelijk is  royaol (Sint-Truiden), gaarne geld uitgeven  reaal (Mechelen-aan-de-Maas), ge gijv nogal gul ?  reaal (Hamont), ge het genoeg geld, al rejaal  rejaal (Helchteren), goedgeefs  roiāl (Lanaken), gul, mild, volop, al te wijs ?  rĕjaol (Maastricht), he gif rojaal (mild)  rojaal (Bilzen), hej heeft nog eens royaal gegeven = hij is midl geweest  rejoal (Hamont), het zijne goed nemen - rijkelijk  royaal lèeve (Meldert), hi is goe riaol er ein ?  riaol (Maaseik), hij geeft reaal = mild  reaal (Sint-Huibrechts-Lille), hij geeft rieaal  rieaal (Neeroeteren), hij heeft me rejaal betaald  rejaal (Opoeteren), hij is er nog royaal mee  rojaôl (Achel), hij is nogal vrijgevig  rojaal (Kaulille), hij is vrijgevig vandaag  hij is riaal (Overpelt), hij komt royaal aan zijn brood (volop)  rioal (Tessenderlo), hè is nogal rejaal  rejaal (Kaulille), hé leeft royaal (hij leeft rijkelijk)  royaol (Sint-Truiden), iemand die veel geeft, edelmoedig is  rajöol (Hechtel), in de betekenis van overvloedig  rejoal (Bree), korte i  riaal (Velden), kwistig  royaal (Lanaken), mild  rayaôl (Neerpelt), rejaal (Bocholt, ... ), rejäl (Hasselt), reujaal (Bocholt), riaal (Reppel), roiaal / rəiaal (Kwaadmechelen), roijaal (Stokkem), roijaol (Tessenderlo), rojaajl (Hamont), rojaul (Diepenbeek), royaal (Helchteren), royauwel (Landen), rwajaol (Tessenderlo), rəjal (Rotem), mild - niet giering  rejaal (Neeroeteren), mild - onbekrompen  rejaal (Reppel), mild - volop  rejaal (Peer), mild int geven  rōijāl (Mettekoven), mild, die graag geeft  royoael (Houthalen), mild, onbekrompen  reōͅl (Diepenbeek), roiōͅl (Diepenbeek), mild: die winkelier is hi-el reael  rəiaəl (Neerpelt), mild: hij geeft royaal  rwəjal (Neerpelt), mild: hij gèft royaal  rojaol (Achel), mild: rejael leven  rəjaəl (Alken), mild: vb. hej geuft roaal  roaal (Lommel), n rejale jong  réjaal (Meeuwen), niet zuinig met iets zijn  rejaal (Opgrimbie), o tusschen o en oo uitgesproken  rejol (Mechelen-aan-de-Maas), onbekrompen, volop  royaol (Kerkhoven), reaal geschreven, rejaol uitgesproken  rejaol (Bocholt), rechtuit, voor de vuist  royaal (Landen), rechtzinnig - gelijk het moet  rojaol (Guigoven), rejole mensch: die veel weggeeft, die goed leeft  rejol (Lanklaar), royaol leven  royaol (Oostham), royole typ  royal (Bilzen), ruim, vrijgevig, goed voorzien  reijoaël (Overpelt), t is ne rooiaele minsch  rooiael (Heusden), tusschen a en o  rojaal (Neerpelt), van iemand die niet al te zuinig leeft, zegt men: hij is nogal rejaol  rejaol (Tessenderlo), veel, overvloedig  rejaol (Hamont), volop  rojaal (Neeroeteren), volop - mild  rəjal (Stokkem), volop genieten: di-j luj leeve reejaal (die familie geniet volop)  reejaal (Eisden), volop, vrijgevig  riaal (Neeroeteren), vrijgevig  rajaal (Beringen), reyäl (Hasselt), rwajoal (Tessenderlo), rəoͅl (Neerpelt), wil zeggen sympathiek (ongeveer)  royaal (Ulbeek), ze leven royaal = onbekrompen  rojāl (Opglabbeek), scheutig: hä is neet schüetig  schüetig (Heerlen), Van Dale: scheutig, 2. gauw geneigd geld of iets anders te geven, onbekrompen, vrijgevig.  scheutig (Geleen), sjeutig (Montfort), scheuts: Van Dale: scheutig, 2. gauw geneigd geld of iets anders te geven, onbekrompen, vrijgevig.  scheuts (Venlo), traktabel: traktabel (Schinveld), vlot: flot (Belfeld, ... ), flott (Rimburg), flŏt (Eys), flòt (Wijlre), vlot (Blitterswijck, ... ), vlòt (Spekholzerheide), vrijgevig: vriegèvich (Stevensweert), wijds: wèits (Nederweert) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] || gul [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || ribbel (= gul, gezegd van een mens Kent u dit woord in de betekenis die er achter staat? [DC 26 (1954)] || royaal [DC 02 (1932)] || Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] || welgemeend, uit het hart komend [gul, hartelijk, vriendelijk] [N 87 (1981)] || Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)] III-3-1