18368 |
lange grijze kous |
slachterskous:
slachterskoose (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
slaXtərskosə (K358p Beringen),
slaXtərskōsə (K358p Beringen)
|
kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18367 |
lange kleurige herenkous |
mannenkous:
mannekoose (K358p Beringen),
manəkosə (K358p Beringen),
manskous:
manskoose (K358p Beringen),
manskōsə (K358p Beringen)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
lange neus:
lang neus (K358p Beringen)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
18599 |
lange onderbroek? |
onderbroek:
onərbrok (K358p Beringen),
oͅndərbrok (K358p Beringen)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18552 |
lange smalle broekzak |
kuittas:
køͅttes (K358p Beringen),
streepbuidel:
strēp [bø͂ͅl} (K358p Beringen),
voorste buidel:
vørstə bø͂ͅl (K358p Beringen)
|
zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17809 |
langen |
langen:
Geven.
langen (K358p Beringen)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
lange mik:
Syst. Frings
laŋ meͅk (K358p Beringen)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33323 |
langwerpige hoeve |
langbouw:
laŋkbōu̯ (K358p Beringen),
langhuis:
laŋkø̜̄s (K358p Beringen),
lāŋkhø̜s (K358p Beringen)
|
Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a]
I-6
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
striǝ.p (K358p Beringen)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
da chie lanzaam (K358p Beringen)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|