34137 |
loeien van de koe van pijn |
beuken:
bø̄kǝ (K358p Beringen)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
33965 |
loenje |
guide:
gīdǝ (K358p Beringen),
teugel:
tø̄.gǝl (K358p Beringen)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
23311 |
lof |
lof:
ət l^oͅf (K358p Beringen)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
loŋ (K358p Beringen)
|
long [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
34264 |
longen |
licht (enk):
lext (K358p Beringen),
longen:
(enk)
loŋ (K358p Beringen)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
luǝt˲gētǝr (K358p Beringen)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
33679 |
loodzand |
duinlaag:
dø̜̄nlǫǝx (K358p Beringen),
zandlaag:
zantlǭx (K358p Beringen)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
afbladeren:
afblārǝ (K358p Beringen),
afkoppen:
afkǫpǝ (K358p Beringen)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
30797 |
looi |
looi:
lūj (K358p Beringen)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lūjǝ (K358p Beringen)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|