e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestspade, mestmes meststik: [mest]stek (Beringen) Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.] I-1
mestvaalt mesthoop: meͅsthup (Beringen), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mesthoeəp (Beringen) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] I-7
mestvarken mestvarken: męstfɛ.rǝkǝ (Beringen) Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.] I-12
met de horens stoten, gezegd van de bok stoten: stuwǝtǝ (Beringen) [N 19, 75] I-12
met de kar achteruit rijden kruien: krø̜̄i̯ǝ (Beringen), stoten: stūu̯ǝtǝ (Beringen) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de kar rijden, iets vervoeren varen: vārǝ (Beringen) Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.] I-13
met de kruk poten koten stompen: kotǝ stǫmpǝ (Beringen) [N 12, 12; monogr.] I-5
met de linkerhand met de slinkse hand: mee de slinksche hand (Beringen) met de linkerhand [ZND 37 (1941)] III-1-2
met de schop poten, kuiltjes maken inkappen: enkapǝ (Beringen), kuilen: kø̜̄lǝ (Beringen), kuiltjes maken: kø̜lkǝs mǭkǝ (Beringen) Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.] I-5
met de zweep slaan of geluid geven klitsen: kletsǝ (Beringen), smakken: smakǝ (Beringen), zwepen: zwīǝpǝ (Beringen) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10