e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
klitsen de hittegraad vaststellen:   kletšǝ (Born), een veiligheidslamp aansteken:   klitšǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Domaniale]), kiskassen:   klitsje (Schinveld), knikkeren:   kletsə (Alken, ... ), klitse (Bevingen, ... ), klitse (knikkeren) (Rijkel), klitse in ɛn slang of e pètje (Eigenbilzen), klitsen (Ulbeek, ... ), klitsje (Sittard, ... ), klitsə (Borgloon, ... ), klutsen (Riemst, ... ), mèt enne mauj klitsen (Heers), Afl. van klits knikker.  klitse (Hasselt), Hij klitst nog met zijnen nagel.  klitsə (Zonhoven), Man lässt zwei auf einander gelegte Murmeln zu Boden fallen.  klietsje [klitšə} (Kerkrade), Mèt n klits muste klitse, mê de kons oach paor of omp doen, doa wjodde vèèl geklits op de stroat vrigger douw woor dat nog mjèggelk, ver koste op den trotwaar in n slag - e petje of in e keilke klitse.  klitse (Eigenbilzen), Ook klitsere.  klitse (Sint-Truiden), Ook: tegen elkaar liggen van twee biljartballen.  klitsje (Sittard), Sub keingerspeile.  klitse (Sint-Truiden), Sub klits: Wille ve e pötsje klitse: Zullen wij met de knikkers spelen?  klitse (Kortessem), Sub trotwaar: [...] vè wore doa aan t klitse op dè trotwaar. [...] Wij, die met knikkers aan het spelen waren op die stoep [...].  klitse (Eigenbilzen), Verouderd. Vroeger klitsden de kwajongens veel.  kletsə (Niel-bij-St.-Truiden), vgl. pag. 230: knikkeren, z.o. *klitsen.  klitse (Zonhoven), knikkers laten rollen: knikkeren:   klitsen (Eigenbilzen, ... ), knikkers laten stuiteren:   klitse (Schimmert, ... ), klitsen (Zonhoven), knikkertermen:   kletse (Lottum), klietsje (Heerlen, ... ), klitsje (Doenrade, ... ), klitsje(n) (Schinveld), #NAME?  klietsche (Schaesberg), Opm. dit geschiedt met kleine knikkers tegen een muur; de 2e speler tracht met zijn knikker(s) op een spanbreedte afstand van de 1e knikker(s) te komen.  klĕtse (Buggenum), met de zweep slaan of geluid geven:   kletsǝ (Beringen, ... ), kletsǝn (Oostham), stuiken:   (huuf) klitsje (Sittard), klitsje (Geleen), mit uve in ein klitschkoel klitsche (Lutterade), (= knikkers in een kuiltje werpen).  klitsche (Lutterade), teelballen:   klietse (Zichen-Zussen-Bolder), klitse (Echt/Gebroek), klitsen (Diepenbeek, ... ), klitsë (Tongeren), Eufemistisch.  klitse (Bilzen), i.e. oorspr. knikkers.  klitse (Eigenbilzen), Schertsend.  klitsen (Genk), klitsë (Hoeselt), WNT: klets (X), Als platte benaming voor een lichaamsdeel (?) of voor een kleedingstuk (?) in de uitdrukking - Iets aan zijn klets hebben.  klitsen (Eksel), teelballen, testes:   kletsǝ (Bilzen, ... ), klitsǝ (Koninksem), kløtsǝ (Mechelen), zeer kleine aardappelen:   kletsǝ (Beverst, ... ), kløtsǝ (Zichen-Zussen-Bolder), krutsǝ (Maaseik) I-10, I-5, I-9, II-5, II-7, III-1-1, III-3-2