e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
navelbandje bandje: beͅntəkə (Beringen), navelbandje: navəlbeͅndəkə (Beringen) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
neef neef: neef (Beringen) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
neet, luizenei neet: nit (Beringen), nīt (Beringen) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
nek nek: nɛk (Beringen) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nemen, pakken nemen: nê:me (Beringen), pakken: pak.ə (Beringen) nemen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
nerf van de weide erf: ɛrǝf (Beringen), gras: [gras] (Beringen) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nest nest: naĕst (Beringen) nest [Willems (1885)] III-4-1
nestverlater vlugge jong: vlugge jong (Beringen), vlugjong: vlugjongen (Beringen) jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1
neus neus: nøs (Beringen) een neus [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
neus van een schoen snuit: snuit (Beringen), snøͅt (Beringen), tip: tup (Beringen), tø̄p (Beringen) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3