e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oliemolen slagmolen: slax[molen] (Beringen) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omheinen afspannen: afspanǝ (Beringen), afstegelen: afstęxǝlǝ (Beringen) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining afspanning: afspaneŋ (Beringen), stegeling: stęxǝlęŋ (Beringen) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omhulsel van het teellid sluif: slø̜i̯f (Beringen) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omslagdoek (alg.) neusdoek: nøzek (Beringen), nøziŋ (Beringen) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak sjaal: šal (Beringen), zijden foulardje (<fr.): zijen vollarke (Beringen) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak wollen foulardje (<fr.): wolle vollarke (Beringen) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omwalde akker haagkant: haxkant (Beringen), schans: sxans (Beringen) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden herzetten: hęrzɛtǝ (Beringen), tuieren: tø̜̄u̯ǝrǝ (Beringen) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
omzetten omzetten: ømzętǝ (Beringen) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4