e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onbewolkt klaar: klēͅr (Beringen) klaar, helder [ZND 01 (1922)] III-4-4
onderdelen van het zwenghout en de evenaar haak van het haamhout: hǭk ˲van t hāmhō.t (Beringen) Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 98, 99 en 100. [N 11A, 103a + b + c; N 11A, 104a + b; div.; monogr.] I-2
onderdeur onderste halve slag: ø̜n(d)ǝrstǝ halǝvǝ slax (Beringen), onderste slag: on(d)ǝrstǝ slax (Beringen), ǫn(d)ǝrstǝ slax (Beringen) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondergoed onderdingen: `t onərdiŋə (Beringen), ondergoed: oͅndərgut (Beringen) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronden, woelen breken: brēkǝn (Beringen) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1
ondergronder, woeler wroeter: vrø̜i̯tǝr (Beringen) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhaam (een) vilten (kussen): vęltǝ (Beringen), onderkussens: (enk)  ǫndǝrkøsǝ (Beringen) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhandelen marchanderen (<fr.): Van Dale: marchanderen (&lt;Fr.), dingen; loven en bieden, pingelen.  marṣande:rə (Beringen) marchanderen [ZND 01 (1922)] III-3-1
onderhemd hemd: hym - hyməs (Beringen), høm (Beringen), həm (Beringen), lijfje: lefkə (Beringen) hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)] || hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk combinaison (fr.): koͅmənəsō (Beringen), &lt;Fr. combinaison  kòmmənəsóͅ (Beringen), suppe: WNT: zie sub hanssop: De tot eene koppeling geworden eigennaam Hans Sop, vertaling van hd. Has Supp(e), de naam van eene komische tooneelfiguur die ontleend is aan de Franschen Jean Potage.  suppe (Beringen), søpə (Beringen) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3