e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oom nonk: nonk (Beringen, ... ) hoe heet de broeder van uw vader of moeder? [ZND 48 (1954)] III-2-2
oor oor: o.ərən (Beringen), ūr (Beringen) oren [RND] || Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oorring oorbelletje: oerbellekeus (Beringen) een paar oorringen [ZND 40 (1942)] III-1-3
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Beringen) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
oot schom: -  sgom (Beringen) oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)] III-4-3
oot, wilde haver schom: sxom (Beringen) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
op bedevaart gaan bedeweg gaan: be:wɛch gə:n (Beringen), een bedevaart doen: wɛ gon ön be:va:rt dun (Beringen) Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de loop gaan lopen gaan: loeëpen goan (Beringen), op loop gaan: op luəp go:n (Beringen) op de loop gaan [ZND 30 (1939)] || op den loop gaan [ZND 01 (1922)] III-1-2
op heukelingen zetten, zwelen heukelen: hø̄.kǝlǝ (Beringen), heukels opscharren: [heukels] ǫpsxē̜rǝ (Beringen) Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.] I-3
op hol slaan lopen gaan: luǝpǝ go (Beringen) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9