e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regenpijp goot: gōt (Beringen) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenpijpen regenpijpen: rēgərpēͅpə (Beringen) regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)] III-1-3
regenwolkje waterzon: wel: waterzon.  wàtərzoͅn (Beringen) regen-voorspellend wolkje bij ondergaande zon [watermenneke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenworm piering: piering (Beringen), piring (Beringen, ... ), pīriŋ (Beringen), pūrəŋ (Beringen), worm: wēürm (Beringen), wərm (Beringen) pier, aardworm [ZND 14 (1926)], [ZND B2 (1940sq)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm [Willems (1885)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] III-4-2
reiskoffer valies (<fr.): valis (Beringen) koffer [ZND 01 (1922)] III-3-1
rekenen rekenen: rekene (Beringen), tellen: tellen (Beringen) rekenen [ZND 41 (1943)] III-3-1
rest in het glas klatsje: kletske (Beringen), slokje: slukske (Beringen) kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)] III-2-3
restant vissen snoek: snòk (Beringen), zalm: zālm (Beringen) snoek [Willems (1885)] || zalm [Willems (1885)] III-4-2
restant vogels jonge spreeuw: jong sprieëf (Beringen) jong van de spreeuw [ZND 43 (1943)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Beringen) das [Willems (1885)] III-4-2