18396 |
ring |
ring:
nerreeng--V (K358p Beringen)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (K358p Beringen)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
peulen:
pōlə (K358p Beringen),
ringen:
reͅŋə (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
ringen/randen afdoen:
ring afdoen (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 01 (1922)] [ZND B2 (1940sq)]
I-7
|
24449 |
ringrups |
rups:
røͅps (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18103 |
ringworm |
rad van sint-catharina:
rad van sintə Catrin (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
rad van St. Katrien (K358p Beringen)
|
Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
20792 |
rins |
ranzig:
ne ranzige smaak (K358p Beringen)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riool:
ən rijōl (K358p Beringen)
|
een riool (onderaardse) [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
ritnaald:
ritnøͅl (K358p Beringen),
rītnələ (K358p Beringen)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33478 |
rode aalbes |
rode aalberen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
rui̯j ālbēr (K358p Beringen),
sint-jansberen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
sint-jansbéren (K358p Beringen)
|
aalbes [ZND 01 (1922)] || rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
biet:
biǝt (K358p Beringen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|