e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuin hof: hoͅf (Beringen) hof [ZND 01 (1922)] III-2-1
tuinen plekken: plɛkǝ (Beringen), vernieuwen: vǝrnīvǝ (Beringen) Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i] II-9
tuinhuisje zomerhuisje: zōmərhøͅskə (Beringen) zomerhuisje (in de tuin) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
tuinkervel kelver: kelver (Beringen), kervel: kervel (Beringen), keͅrvəl (Beringen) [Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bo.əmkwekər (Beringen) [RND 08] I-7
tuinmuur zavelmuur: zāvǝlmȳr (Beringen) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant dikke haas: dikə hāsə (Beringen), want: wantə (Beringen) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuit: tø͂ͅt (Beringen), tuitel: tø&#x0304təl (Beringen) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
turfbijl risbijl: resbē̜l (Beringen), resbęjǝl (Beringen) Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45] II-4
turfmolm molm: moləm (Beringen) [ZND 01 (1922)] I-7